Spierpijn en schrijven

#blog #schrijven #schrijver #deschrijverstoren #werk # werken #spierpijn

“Wat ben je aan het doen?”

Ze staat twee wenteltrappen lager en roept hard. Haar vraag dringt met moeite door mijn muur van concentratie. Ik kan nog net voorkomen dat ik automatisch, “Wat?” terug schreeuw. Terwijl ik me losruk van de zin die niet in de juiste volgorde op papier wil, dringt het tot me door dat de zon bijna onder is. De wolken boven de bergkam zijn roodgekleurd en de toppen werpen lange schaduwen. Hoe laat is het eigenlijk?

“Ik ben aan het werk!” Ik draai de jazz muziek die zachtjes op de achtergrond speelt helemaal weg en rek me uit.

“Ja, maar wat ben je aan het doen?”

“Schrijven. Ik probeer dat blog af te maken.”

Als ik het zeg, begint een stemmetje ergens achter in mijn hoofd te mekkeren. Werken?, zegt het smalend. Noem je dit werken?

Gisteren heb ik een hoek van onze houtoven buiten gerestaureerd. Ik heb zand en cement gemengd, bakstenen gezaagd, de ladder wel honderd keer op en afgeklommen. Omdat ik nog niet heel veel ervaring heb als steenhouwer en metselaar kostte het allemaal meer tijd en moeite dan ik had gedacht. Maar toen het klaar was keek ik naar een best wel mooi opgemetselde hoek, van best wel negentig graden. Het zag er prima uit. Ik voelde allemaal spieren protesteren waarvan ik vergeten was dat ik ze heb. Het opruimen en schoonmaken van het gereedschap was een mooie afsluiting. Zeven uur ’s avonds en ik ging niet meer koken. Vanavond eten we pizza. Dat had ik wel verdiend na een lange dag doorbeulen.

“Bloggen? Schrijven? Beetje achter je computer zitten? Noem je dat werken?” De mantra in mijn hoofd dreint door. Ik schrijf, aan een roman. Ik blog, voor de website. Ik moet nog een hoofdstuk van een collega schrijver van commentaar voorzien. Ben ik aan het werk? Word ik ervoor betaald? Nog niet. Levert het iets op? Misschien op termijn. Levert het iets tastbaars op? Bits en bites in een computerprogramma en straks ergens in een cloud. Ik kan ze niet vasthouden. Krijg je er spierpijn van? Hooguit pijn in mijn nek en mijn ellebogen als ik te lang in de verkeerde houding zit.

Noem ik dat werken?

“Gaat het goed?” Haar stem galmt door het trappenhuis.

Ik kijk naar de zin die niet wilde lopen. Hij draait zich om. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp en het voegwoord verdwijnt. Ik selecteer en verwijder twee delen en type snel voor de oplossing weer verdwijnt. De laatste zin, de afsluiting is plotseling verbazingwekkend eenvoudig. Ik weet dat ze op een reactie wacht, maar dit moet eerst. Het is af. Schreef ik nog met een vulpen dan zou ik er nu een zwierige handtekening onder zetten. Dit is goed.

Ik schuif mijn stoel achteruit. Mijn kuiten en mijn onderrug protesteren als ik opsta, de spierpijn van een bouwvakker, het gevolg van écht werk.

Ze vroeg net iets, toch? Buiten is het prachtig. De zon is nu helemaal weg. Rood licht valt door het torenraam van mijn werkkamer. Ik ben moe. Schrijven doet een beroep op andere spieren.

“Nu wel. Zullen we iets drinken op het terras?” Dat heb ik wel verdiend na een dag hard werken.