Pasen, Benedizione, de zegening van het huis.

Don Angelo en de benedizione

 

Het is bijna Pasen. Gele en blauwe bloemen kleuren de velden onder ons en de eerste bosrand en andere maaimachines zijn alweer tevoorschijn gehaald. De voorbereidingen voor Pasquetta, tweede paasdag, zijn in volle gang. Overal wordt ons gevraagd wat wij gaan doen?

In eerste instantie maakten wij de fout ‘niets’ te zeggen. Dat antwoord roept reacties op die uiteenlopen van: meewarig, tot verbaasd, tot oprecht diepgevoeld medelijden. De laatste twee worden meestal gevolgd door een uitnodiging voor een pranzo, een lunch, en meer specifiek een grigliata, een barbecue. Ontzettend gezellig en lief maar aangezien ik de dag erna weer om half acht op mijn werk moet zijn, laat ik ze liever aan me voorbij gaan. Zo’n grigliata eindigt namelijk meestal in een onofficiële wedstrijd, wie maakt de lekkerste likeuren? en ik ben niet zo goed in nee zeggen. Bovendien telt de mening van een buitenstaander toch zwaarder op de een of andere manier.

Nu zeggen we maar dat we nog niet zeker weten wat we met Pasquetta gaan doen. Dat is een stuk veiliger. Natuurlijk hebben we wel een colombo, een zoet brood in de vorm van een duif, gekocht en twee dozen biologische eieren.

Ik staar uit het raam en vraag me af wat we straks zullen eten. Een auto rijdt ons straatje in en stopt onderaan de trap. Aangezien behalve de buren alleen de postbode daar wel eens stopt, loop ik alvast naar buiten om de rekening, want dat zal het wel zijn, in ontvangst te nemen. Het is de postbode niet.

Het raampje van de witte Suzuki gaat omlaag en het zwaar besnorde gezicht van Italo komt tevoorschijn. Het huis van Italo hoort absoluut bij de borgo ook al is het pas in de jaren zestig gebouwd. Het grenst aan het bovenpleintje en staat op de ruïnes van een van de huizen die de tweede wereldoorlog niet hebben overleefd. Italo en zijn vrouw zijn óók de custodi, de beheerders, van het kerkje van de borgo waar hun woning vlak boven staat, een heel serieuze verantwoordelijkheid.

‘Volete la benedizione?’ Roept hij enthousiast. ‘C’è Don Angelo.’ Ik moet even schakelen. Of wij de zegening willen?

Don Angelo ken ik wel, hij is een van de priesters uit de buurt en sinds ik bij een begrafenisonderneming werk, heb ik die allemaal regelmatig ontmoet bij uitvaartdiensten. Don Angelo is een van de leukere, een kwieke vijftiger die het leven met een lach tegemoet treedt. Mijn antwoord komt Italo duidelijk niet snel genoeg.

‘Don Angelo is hier voor de zegening van het huis. Dat willen jullie toch wel?’

Dominique hangt ondertussen uit het raam op de tweede verdieping.

‘Natuurlijk willen we dat,’ Roept ze enthousiast en het gezicht van Italo klaart in een keer op. Hij zet de motor uit en even later loopt hij achter Don Angelo de steile trap op. De priester moet binnen even op adem komen.

‘Ik ben blij dat niet alle huizen Casa Torre zijn.’ Hij is rood aangelopen en de kamer ruikt plotseling naar wijn. Of hij niet even wil zitten? Hij kijkt op een horloge dat er niet blijkt te zijn onder de zwarte mouw van zijn priesterkleed en laat zich dan op een stoel zakken. ‘Even dan.’ Het glas dat we hem aanbieden slaat hij ook niet af. Hij wil alles weten over ons, waar we vandaan komen en vooral wanneer hij ons een keer bij de mis gaat zien? ‘Als er niemand dood is, dan.’

Wij draaien er vakkundig omheen en het is duidelijk dat de schrandere enigszins aangeschoten priester precies weet hoe de vork in de steel zit.

Met een lange teug leegt hij zijn glas, komt overeind en steunt even op de tafel.

‘Aan het werk dan maar.’ Uit zijn zakken haalt hij een zilveren handvat met een houder eraan. In een razend tempo ratelt hij een gebed waaruit ik met moeite kan halen dat hij vraagt om dit huis en haar bewoners te beschermen en te behouden. Met een soepele draai van zijn pols bevrijdt hij iets dat op een kwastje lijkt en sproeit druppels wijwater in het rond. Op dat moment krijgt Luce, onze hond, het op haar heupen en rent op hem af. Ze wrijft zich tegen zijn zwarte kleed en zonder een moment te twijfelen besproeit Don Angelo haar met een dot wijwater, want dat was het natuurlijk.

‘En beschermt U ook deze bewoner van dit huis, Heer.’ Met zijn andere hand aait hij Luce achter haar oren. Hij stopt zijn attributen weer weg, geeft ons nog een bidprentje van de heilige Margarita en klimt dan voorzichtig de trap weer af. Hij heeft nog een heleboel huizen en glazen te gaan.

 

Don Angelo zegent het huis