Op Tijd (Goekenprijs 2024)

Dit verhaal werd 43e bij de Goekenprijs 2024

Op tijd

Het blauwe zwaailicht spiegelt iedere paar seconden in de zonnebril van de inspecteur naast Bert in de auto. Boven de bergkam spelen de laatste zonnestralen onder de wolken. Om zijn voeten zitten blauwe plastic overschoenen. Iemand heeft zijn gympen in een doorzichtige plastic tas gedaan. De zolen maakten rode vegen aan de binnenkant van de zak. De rook van de sigaret die hij van haar kreeg gaat recht omhoog. Zijn knie doet pijn en er zitten roodbruine korsten op. Hij wil zich wassen, heel lang onder de douche staan.

‘Signore, meneer. Ze zet haar zonnebril af en kijkt hem onderzoekend aan.

Hij inhaleert diep en blaast de rook het open raampje uit. Ze vroeg naar een naam.

‘Hij zei dat hij Paulo Agerio heette.’ De wenkbrauwen van de carabiniere gaan een stukje omhoog.

‘Was het niet Aulo Agerio?’ Bert haalt zijn schouders op.

‘Zou ook kunnen. Is dat een bekende van de politie?’

‘In zekere zin, in Amerika noemen ze hem John Doe.’

Berts as valt op zijn short en brandt een gaatje naast een bloedvlek.

‘Ik moet echt stoppen met roken.’

 

Hij moet hier weg. Het bed, de badkamer, de plafonnière boven het bed, ze zijn steriel, liefdeloos, koud. Halverwege de nacht is hij opgestaan. De stilte was verstikkend. De lange gang was leeg. In het apparaat naast de nooduitgang lagen flesjes water en frisdrank in metalen veren te wachten op dorstige gasten. Het begon zachtjes, gedempt, maar het gehuil werd snel harder. Onhoorbaar met zijn blote voeten op het tapijt is hij naar de deur gelopen waarachter het kind doodsbang de stilte in stukken scheurde. Het duurde een eeuwigheid voor hij iemand vloekend hoorde opstaan en nog veel langer voor het weer stil werd. Niemand hoorde zijn gefluisterde woorden.

‘Ze zal je alleen laten, je aan je lot overlaten. Maar het zal je sterker maken. Ik ben er sterker van geworden.’

In de kamer zonder liefde heeft hij de foto gepakt. Ze staan naast elkaar voor het huis: de vrouw in het bloemetjesschort en het jongetje met de krullen en de zware bril. Haar gezicht is ingevallen, diepe wallen onder haar ogen. Het ventje draagt een blauw short en een gestreept T-shirt. Onder zijn arm klemt hij een plastic kiepauto. In het raam hangt een handgeschreven papier. Verhuren Kamers, staat erop. Haar Nederlands was niet goed. De twee raken elkaar niet aan, geen handje, geen arm over een schouder.

Hij heeft een vinger op de foto gelegd, op haar wang. Hij mist haar.

Hij moet weg hier, naar háár toe. Waar is ze? Hoe hij ook klikt en scrolt, alles is bezet, vol, niet beschikbaar. Ze moet toch ergens zijn? Hij pakt een klein telefoontje uit de koffer en toetst op goed geluk een nummer in dat hij op zijn smartphone vindt.

 

Bert zwaait vrolijk als het busje met de gasten in een wolk van stof van de parkeerplaats rijdt. Dan balt hij zijn vuist in een overwinningsgebaar. Misschien is het niet gezond voor een B&B-houder om te juichen als je gasten vertrekken, ook al is het maar voor de ochtend. Maar hij is even alleen!

De deelnemers aan de culinaire wijnreis komen om één uur terug. Dan moeten de kamers schoon zijn en er moet een lichte lunch klaarstaan. Niet te zwaar want vanavond krijgen ze een viergangendiner met de truffels die ze vanochtend tijdens de excursie naar de truffelboomgaard zullen vinden. Hij tikt een sigaret uit het pakje en steekt hem genietend op, even rust.

Het is een worsteling om de financiën van de wijngaard en de B&B sluitend te krijgen. Soms lijkt het of hij sinds de verhuizing naar Italië alleen maar bergopwaarts gaat. Letterlijk, hij had zich niet gerealiseerd dat de bergen en de trappen hier zo steil zouden zijn. Figuurlijk blijkt wijn verkopen nog niet zo makkelijk en het lijkt soms wel of hij de gasten, die hij nodig heeft om te overleven, hiernaartoe moet slepen.

Deze week geeft in ieder geval weer wat armslag, maar het is uitputtend. De twee gepensioneerde stellen met een passie voor wijn, lekker eten en Italië zijn prima. Ze zijn oprecht geïnteresseerd, vinden alles leuk en verder vermaken ze zichzelf. De vier vriendinnen houden natuurlijk wel van een goed glas wijn. Maar Bert heeft de indruk dat ze de hoeveelheid Prosecco of Pinot Grigio belangrijker vinden dan de kwaliteit. Deze dertigers houden wel van lekker eten, maar Bert hoort ze bij iedere maaltijd bijna denken: Word ik hier niet dik van? Natuurlijk willen ze ook nog iedere dag schone handdoeken en ze verwachten aandacht, heel veel aandacht.

Hij zeult de stofzuiger en de emmer vol sop de twee trappen op naar de bovenste kamers. Straks moet hij nog een keer op en neer. De schone was ligt nog op het tafeltje in de hal. Hij hijgt nu al. Misschien moet hij toch stoppen met roken. Zijn mobiel trilt in zijn broekzak, even later gevolgd door de keiharde ringtone. Hij zet de emmer neer en neemt op. Te laat ziet hij dat het een verborgen nummer is. Inwendig vloekend wacht hij op het bandje met de reclameboodschap dat nu vast gaat volgen. Tot zijn verrassing hoort hij een weifelend ‘pronto’. Het is een mannenstem.

Pronto, mi senti?’ Bert bevestigt dat hij de ander prima kan verstaan en wacht wat de beller te zeggen heeft.

‘Is dit B&B Il Bresco*?’ Zijn Italiaans is perfect, maar met een accent dat Bert niet kan thuisbrengen.

‘Daar spreekt u mee. Wat kan ik voor u doen meneer …?’ Het duurt even voor de beller antwoordt.

‘Ik heet Aulo Agerio. Ik ben op zoek naar een kamer. Heeft u misschien iets beschikbaar?’

Heeft die man geen internet? Bert heeft alle kamers geblokkeerd. Hij wil hem beschaafd afwimpelen maar Agerio is hem voor.

‘Of weet u misschien iets anders in de buurt? Online kan ik helaas niets vinden.’ Dat had Bert hem ook wel kunnen vertellen. Alles is al weken volgeboekt omdat er een grote internationale beurs in de stad is.

‘En de meeste B&B’s zijn buiten de zomermaanden gesloten.’ Aan de andere kant klinkt een teleurgestelde zucht.

‘Dus u weet ook niets?’

Nee, Bert kan hem ook niet helpen, behalve, misschien… Anna is een kennis die op zwart zaad zit sinds haar man is vertrokken en weigert de alimentatie te betalen. Ze heeft die extra kamer wel eens verhuurd, maar wil niet op een boekingssite, bang voor de belastingdienst.

‘U zou het bij een vriendin van mij kunnen proberen.’ Meneer Agerio reageert enthousiast.

‘Is het een rustig huis? Heeft ze kinderen, andere familie, huisdieren?’

‘Anna ligt in scheiding, haar man is weg. Ze heeft een zoontje van zeven, maar die is door de week vaak bij zijn opa en oma. Verder is het huis heel rustig. Het ligt nogal afgelegen.’

 

* uno bresco, een dronkenlap in het dialect van Bologna

 

‘Dus er zijn ook geen buren.’ Deze beller lijkt écht behoefte aan rust te hebben.

‘Nee, Anna heeft geen buren en geen huisdieren, alleen een zoontje maar dat zei ik al. Ik moet nu echt opschieten. Ik zal u het nummer doorsturen dan kunt u haar zelf bellen.’

‘Kunt u het misschien oplezen, ik heb op dit nummer geen WhatsApp.’

Bert moet een vloek onderdrukken, hoezo geen WhatsApp? Hij worstelt met zijn contactpersonen op zoek naar Anna.

Zo snel hij kan dreunt hij het nummer op. Voor de man het kan gaan herhalen, wenst hij hem succes en hangt op. Zijn telefoon valt net naast de emmer op de stenen trap. Het scherm is nog heel.

 

Hij gaat naar haar toe. Hij is er klaar voor. In de lange spiegel aan de binnenkant van de kastdeur inspecteert hij nog een keer de krullen die ze zo mooi vindt en waar ze zo graag met haar vingers doorwoelt. Het jongetje op de foto “vergat” vaak zijn bril op te zetten. Nu duwt hij hem iets omhoog op zijn neus. Zijn T-shirt en short zijn schoon en gestreken, net als voor zijn eerste communie. Er is iets dat hem stoort, dat niet goed is, maar hij moet nu snel zijn. Hij mag niet te laat komen. Met zijn tas over zijn schouder en het koffertje in zijn hand stapt hij de lift in. Het is jammer dat hij niet op zijn tenen hoeft te staan om bij het knopje te kunnen. De vrouw achter de balie kijkt nauwelijks op als hij de sleutel afgeeft. De kamer was toch al betaald.

 

Mario rijdt liever voor zichzelf dan voor Uber. Scheelt toch vijfentwintig procent. Waar deze man zijn nummer vandaan heeft zou hij niet weten en het kan hem ook niet veel schelen. Honderd euro cash voor een ritje is prima. Die colleges haalt hij later wel in. De tussenstop op het vliegveld was eenvoudig, maar zonder Google had Mario hun eindbestemming nooit gevonden. Zijn klant wiebelt de hele rit onrustig op de achterbank. Hij lijkt wel een kind dat op schoolreisje gaat of voor het eerst alleen naar oma of zo. Hij strijkt over zijn krullen, duwt ze een beetje in model en schuift telkens de zware bril een stukje omhoog en dan weer omlaag. Het is een vreemde vogel. Mario rijdt een pad van steenslag in, wat moet die man hier? Meestal heeft Mario wel een idee waar hij zijn klanten naartoe brengt. Dit keer schiet zijn fantasie tekort. Bij het huis moet hij wachten. Een vermoeid uitziende vrouw duwt een jongetje in een auto en Mario moet ruimte maken om ze langs te laten.

‘Dus ik kan je altijd bellen als ik terug wil?’ Mario neemt het groene biljet aan dat zijn passagier hem voorhoudt.

‘Het duurt wel even voor ik hier ben.’ Zijn passagier begrijpt het.

‘Natuurlijk.’ Voor Mario kan uitstappen om de deur voor hem open te doen, staat de man al buiten en loopt enthousiast op de vrouw af. Misschien zijn ze wel familie denkt Mario, als hij wegrijdt.

 

Anna duwt de huilende Diego de auto in. Haar moeder, Diego’s oma, kijkt afkeurend maar probeert het mannetje een beetje tot rust te brengen.

‘Het is maar een nachtje, amore en opa heeft lasagne gemaakt.’ Diego houdt even op met huilen. Jongetjes van zeven zijn soms zo makkelijk om te kopen, maar deze keer werkt het niet.

‘Ik wil geen lasagne.’ Hij houdt Anna’s mouw vast en barst weer in tranen uit. Ze weet dat hij bang is dat mama ook verdwijnt, net als zijn vader. Elke nacht wordt hij wakker, soms wel twee keer en dan moet ze naar hem toe om hem te troosten. Vannacht kan dat niet. De onverwachte gast heeft de kamer naast die van Diego. Hij zou er zeker wakker van worden en hij betaalt wél honderd euro voor één nacht. Zelfs toen hij zei dat Bert haar speciaal had aanbevolen, hield ze de boot af. Maar toen hij met die honderd euro kwam en ook nog dertig euro extra wilde betalen als hij mee mocht eten, ging ze toch overstag. Een auto komt het laantje inrijden. Daar zul je hem hebben. Ze geeft Diego een zoen, maakt zijn vingers los van haar trui en slaat het portier dicht. Haar moeder rijdt weg zonder zelfs maar te zwaaien. De achterdeur van de andere auto gaat open. Een lange man met een grote hoornen bril en opvallende bruine krullen snelt naar haar toe. Een korte broek en een gestreept T-shirt, het toonbeeld van de Noord-Europese toerist, maar wel een die foutloos Italiaans spreekt.

‘Anna?’ Hij heeft alleen een kleine tas bij zich. Enthousiast schudt hij haar hand. ‘Ik ben het, Paulo. Dank u wel dat ik bij u mag slapen.’ Hij kijkt haar vrolijk aan en houdt haar hand iets te lang vast. Het lijkt wel of hij iets van haar verwacht. Als het niet komt, laat hij haar los en kijkt de tuin in. Ze heeft het speelgoed van Diego nog niet opgeruimd. De bak met Lego staat op tafel en de grote kiepauto ligt op zijn kant naast het pad. Haar gast grijnst als hij het ziet.

Ze gaat hem voor, de trap op naar de kamer.

‘Het eten zal rond zeven uur klaar zijn. Ik hoop dat dat niet te vroeg is?’

‘En acht uur kinderbedtijd,’ mompelt hij. Ze weet niet zeker of hij het tegen haar heeft.

‘Excuses, wat zei u?’ Hij kijkt over zijn schouder.

‘Niets belangrijks, zeven uur aan tafel. Eten we in de keuken?’ Anna knikt.

‘Als u verder niets meer nodig heeft?’ Hij draait zich van haar af. Kijkt uit het raam.

‘Mag ik ook in de tuin?’ Natuurlijk mag hij ook in de tuin, bevestigt ze.

‘Het is alleen wel een beetje rommelig.’

‘Ik zal alles netjes opruimen hoor.’

Ze blijft onderaan de trap staan als ze hem de deur op slot hoort doen. Haar gast is een beetje raar, maar wat maakt het uit?

 

Natuurlijk heeft ze hem niet herkend. Hij liep zijn kamer in en zag het, in de spiegel boven de wasbak. Hoe kon ze hem zo herkennen? Hoe kan hij het vergeten zijn?

Hij moet er nu eerst voor zorgen dat ze weer weet wie hij is. Hij kan niet wachten tot hij haar hand op zijn krullen voelt, haar vingers op zijn wang.

Want zij is het en vandaag alleen voor hem. Even voelt hij een steek. Het jongetje moest weg. Met wie moest hij mee? Hij onderdrukt de herinnering. Ze heeft het voor mij gedaan, zodat wij vandaag samen kunnen zijn, zo lief.

Het zwarte leren tasje is versleten, het spiegeltje aan de binnenkant heeft zwarte randen. De kwast van dassenhaar met het zilveren handvat is ouder dan hijzelf. Hij laat het water stromen terwijl hij zich inzeept. Beelden schuiven over elkaar in de spiegel en hij hoort de stem van de man die hij maar zo kort gekend heeft.

‘Isse hiel belangriek, koet insjepen. Belangriekste van de skeren.’ Hij neemt de tijd en laat de zeep intrekken terwijl hij het scheermes opendraait. Uit het papiertje haalt hij het vlijmscherpe mesje. Het lag op tafel, toen, uit haar vingers gevallen, niet dit, maar wel zo’n mesje. Hij wil er niet aan denken, niet vandaag.

Met langzame stroken haalt hij de drie-dagen baard weg. Keer op keer tot er geen haartje over is. Hij veegt de laatste zeepresten weg. Old Spice aftershave, een hand met zwarte haartjes op de rug schudde een paar druppels in zijn kinderhand. Pas als hij een paar keer met zijn ogen heeft geknipperd, vervaagt de herinnering. Hij bestudeert zijn spiegelbeeld. Zo is het goed. Hij rent de trap af. Bij de voordeur draait hij zich om.

‘Ik ben in de tuin, mama,’ roept hij en stuift naar buiten.

 

Hoorde ze het nou goed, riep hij mama? Ze heeft het vast ingevuld, omdat Diego dat altijd roept. Anna zet de bonen voor de pasta e fagioli op met drie blaadjes laurier. Ze zal hem maar iets te drinken aanbieden. Bij de voordeur stokken de woorden in haar keel. Hij zit op de rand van de schelpvormige zandbak. Met een rood schepje laadt hij de plastic kiepauto van Diego vol. Dit is niet normaal, toch. Het bloed schiet naar haar wangen en haar kiezen drukken bijna pijnlijk op elkaar. Hij moet met zijn poten van het speelgoed van haar zoontje afblijven. De bak is vol en hij rijdt hem naar de andere kant terwijl hij het geluid van een auto nadoet. Hij kiept het zand eruit en begint opnieuw. Het zou vertederend zijn, als het niet zo benauwend was, als het Diego was. Ze doet een stap terug en roept van binnenuit, ‘Wilt u misschien iets drinken?’

‘Lekker, mag ik limonade, ma.’ Dit keer heeft ze het toch echt goed verstaan. Het is griezelig. Ze probeert het gevoel te onderdrukken en schenkt een glas aranciata in. Hij zit aan de tuintafel als ze het naar buiten brengt. De ton met Lego staat voor hem.

‘Alstublieft.’ Ze probeert haar stem neutraal te houden. Hij is de gast, immers.

Hij pakt het glas met twee handen, drinkt het in een keer leeg en likt zijn lippen af.

‘Lekkerrr.’ Hij geeft het glas terug. ‘Dank u wel.’ Hij kijkt naar haar op, hoopvol, bijna smekend. Anna draait zich met een ruk om. Het kost moeite om niet terug naar de keuken te rennen.

Terwijl ze het spekvet in de pan doet, voelt ze haar hartslag nog in haar keel. Die man maakt haar, ongemakkelijk? Nee, ze krijgt de zenuwen van hem, bedankt Bert. Gelukkig blijft hij maar een nacht en het is wel honderddertig euro. Misschien weet Bert wel meer over “meneer Agerio”. Ze gaat hem zeker niet Paulo noemen. Als Bert Agerio niet kende zou hij hem toch niet naar haar toesturen? Ze zal het hem vragen. Alleen heeft Bert het de hele week superdruk met zijn gasten, dus nu maar niet bellen. Een berichtje kan natuurlijk wel.

Ciao Bert, gaat het goed?

Haar duimen vallen stil. Wat wil ze eigenlijk zeggen? Ze drukt op send en roert in de pan. Ze kan maar beter voorzichtig doen.

Die Agerio is wel een beetje vreemde man. Ken je hem al lang?

Ze halveert de ui en begint hem te snipperen als haar telefoon gaat. Ze hoopt dat het Bert is, maar de foto van haar moeder verschijnt op het scherm. Er zal toch niets met Diego zijn? Het mes glijdt weg en ze voelt het scherpe staal door haar vingertop glijden. Het doet nóg geen pijn, maar ze ziet het bloed al over de plank stromen. Met haar vinger in haar mond accepteert ze het gesprek en zet het meteen op de speaker.

‘Pronto, Anna?’ Ze mompelt een ‘Si, mama,’ terwijl ze in de la graaft naar de pleisters.

‘Kan ik je zo terugbellen, mama? Ik heb net in mijn vinger gesneden.’ Op de achtergrond hoort ze gejengel, Diego.

‘Dat zal je zoontje niet leuk vinden, maar ik zal het hem wel weer uitleggen.’ Ze hangt meteen op. Een klauw knijpt Anna’s maag samen. Ze kan haar moeder wel vermoorden als ze zo doet. Natuurlijk wil ze met Diego praten, hem troosten, er voor hem zijn. Ze vindt de rol pleister onder twee onbetaalde rekeningen vastgekleefd aan een lekkende tube lijm. Waar is die schaar? Abrupt stopt ze. Ze staat doodstil, haar linkerhand nog in de la en luistert. Met een ruk draait ze zich om. De grote ogen achter de brillenglazen zijn vochtig. Hij is bleek en ademt snel en hij staat heel dichtbij. Ze deinst achteruit en botst tegen het aanrecht.

‘U bloedt, mama.’ Het is te veel. Ze explodeert.

‘Ik ben je moeder niet!’ Ze had hem net zo goed een klap in zijn gezicht kunnen geven. Hij verkrampt, trilt een beetje en nu ziet ze een traan over zijn wang biggelen. ‘Ik weet niet wat er is, maar ik ben uw moeder niet en ik zou het fijn vinden als u me niet zo noemt.’ Ze draait haar rug naar hem toe, knipt een pleister af en draait hem om haar vinger.

Hij staat bij de tafel en staart naar de snijplank, naar het bloed en de uien. Er is iets subtiels maar essentieels veranderd in zijn houding. Zijn lippen lijken dunner, zijn ogen kleiner. ‘U heeft gelijk,’ hij wijst naar de plank. Er vallen druppels van de rand op het aanrecht. ‘Jammer van het werk dat u al gedaan had.’ Hij draait zich om en loopt kalm de keuken uit. Bij de deur draait hij zich om. ‘Eten we nog steeds om zeven uur?’ Anna kan alleen maar knikken.

Kort daarna begint boven de muziek.

 

Ze zitten in de schaduw van de pijnbomen aan een lange tafel. Nog geen tien meter verderop staan de eerste wijnranken. De middagwind verzacht de dertig graden Celsius. Bert steekt een sigaret op. Gelukkig is er niet zoveel afwas. De insalata di tonno is helemaal op. Nu moet hij koffie aanbieden en dan met acht kopjes het heuveltje weer opklimmen. Hij stelt het nog even uit en kijkt het dal in. Verborgen in het groen aan de overkant staat het huis van Anna. Er loopt een wandelpad naartoe, maar dat is zeker een kilometer steil omhoog. Hij neemt altijd de auto ook al is dat vreselijk om. Zou Anna die Agerio een kamer hebben gegeven? Hij zal haar straks even bellen.

De dames steken natuurlijk geen vinger uit. Gelukkig willen ze ook geen koffie. Bert slaat de hulp van het oudere stel af en stapelt de vaat op. Over een half uur geeft hij een rondleiding door de wijngaard. Daarna gaan ze de wijnkelder in. Stap voor stap het proces van wijn maken laten zien. Bert heeft er echt zin in.

 

Ze is het niet. Hij wist zeker dat hij haar had teruggevonden vandaag. Maar zij wil hem ook niet. Hij had het kunnen weten. Ze zijn allemaal hetzelfde. Hoe goed kinderen ook hun best doen, het is nooit genoeg. Hij zet zijn bril af en wrijft met zijn vuisten in zijn ogen, zo hard dat zijn oogballen steken. Werk, mannen, geld verdienen, huishouden, er is altijd iets belangrijker dan hij. Ze moeten zijn moeder zijn, maar daar hebben ze geen tijd voor, geen zin in. Daarom logeren de kinderen bij opa en oma, of bij een enge oom en tante, of zomaar bij een buurvrouw. Daarom kunnen ze vanavond écht niet thuis blijven. Zoals hij niet thuis mocht blijven.

“Het is maar voor één nachtje.” Het is de stem van de moeder in de foto. Het jongetje geloofde haar. Maar één nachtje, werd alle nachtjes. Waarom?

Ze heeft het nooit verteld, zelfs dat was te veel gevraagd.

Hij pakt het kleine speakertje, sluit het aan op de telefoon en start het liedje, zijn liedje.

“Mother you had me but I never had you.”

Ik ben er sterker van geworden, mama, zoveel sterker dan jij ooit had kunnen denken. Zo sterk dat je het niet meer hoeft uit te leggen. Ik weet. Nu besluit ík wanneer het tijd is.

 

De pasta is klaar, de tafel gedekt. Anna heeft haar moeder gebeld, of eigenlijk heeft ze Diego gebeld. Beeldbellen natuurlijk, met minder neemt hij geen genoegen. Hij is boos en verdrietig maar vooral bang. Bang dat ze weggaat, bang dat hij bij opa en oma moet blijven, boos omdat hij niet thuis mag komen en verdrietig omdat mama hem niet thuis wil hebben. Ze begrijpt het allemaal, maar wat kan ze zeggen? Dat ze van hem houdt, dat hij de belangrijkste is in haar leven, dat ze hem morgen komt ophalen. Het is allemaal niet genoeg. Haar gast zit al uren in zijn kamer en de muziek blijft maar doorgaan, steeds hetzelfde liedje op repeat. Ze wil het nooit meer horen. Ze hoopt vooral dat hij morgen heel vroeg vertrekt.

I needed you but you didn’t need me.

Vannacht slaapt ze met haar deur op slot en haar mobiel naast haar bed. Ze vindt hem eng. Ze wil het eigenlijk niet toegeven. Het voelt alsof ze de wet van de gastvrijheid overtreedt maar ze zou hem het liefste nu wegsturen. Ga maar lekker ergens anders slapen. Ze kijkt naar haar telefoon. Bert heeft niet gereageerd op haar berichtje. Ze hakt resoluut de knoop door en belt hem. Ze krijgt meteen de voicemail. Ze belt nog een keer en nog een keer. Uiteindelijk spreekt ze stotterend en struikelend over haar woorden een bericht in.

-Eh Bert, eeeh ciao, eh met Anna. Oh dat kun jij natuurlijk al zien, eeeh luister over die gast die je naar me toe hebt gestuurd. Kun je me misschien bellen? Ik eeh maak me een beetje eh … zorgen. Is er iets met die man? Hij…-

Een korte piep maakt duidelijk dat ze de maximale duur heeft overschreden. Zou Bert zijn voicemail wel afluisteren? Voor de zekerheid schrijft ze ook nog een appje

– Kun je me alsjeblieft bellen. Ik

De muziek stopt en een deur gaat open en dicht. Een traptrede kraakt voor er zachtjes op de deurpost wordt geklopt.

 

De vleugels van de kop vouwen open als hij aan het heft draait. Voorzichtig haalt hij het dunne glimmende staal eruit. Mama zou niet willen dat hij zich snijdt. Hoeveel zou ze wegen? Vast niet meer dan zestig kilo. Te weinig is niet goed maar te veel zou jammer zijn. De onderkant van de scheerkwast is een ideale stamper. Zou papa dat geweten hebben? Zijn liedje speelt door. In zijn hoofd hoort hij een ander nummer.

“You go running for the shelter of your mother’s little helper.”

Met het mesje schraapt hij de laatste restjes rood poeder van de stamper en schuift het hoopje op een papiertje. Het schoonmaken van de kamer kost tijd. Gelukkig heeft ze een chloorspray in de wc staan. Het groene handdoekje krijgt oranje vlekken als hij de bleek afveegt. Hij pakt zijn tas in. De foto gaat in het leren tasje. De laatste tonen van zijn liedje klinken. Hij drukt op stop. Nog één keer controleert hij of hij niets vergeten is. De deurkruk, binnen en buiten, de trapleuning. Het handdoekje gaat in zijn tas. Hij is klaar, het is tijd.

 

Permesso, mag ik binnenkomen?’ Ze eten pas over drie kwartier. Anna zou hem het liefst haar keuken uitsturen, maar dat voelt te onbeleefd.

‘Het ruikt echt heerlijk. Kan ik u verleiden tot een glaasje wijn?’

Hij komt voorzichtig dichterbij en laat haar de fles zien die hij bij zich heeft. Anna drinkt nooit door de week, dan ziet ze het etiket. Het is een vino nobile de Montepulciano. Hoe kan hij weten dat dit haar favoriete wijn is? Natuurlijk weet hij dat niet. Ze kan zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst een Montepulciano heeft gedronken, te duur.

‘Ik wil ook mijn excuses aanbieden voor mijn gedrag, daarstraks.’ Het jongetje is verdwenen. Hij is beheerst, zelfverzekerd, normaal.

‘Ach, één glas kan geen kwaad.’ Een glimlach, ook al voelt het gemaakt. Ze heeft haar mobiel nog in haar hand. Zonder na te denken verstuurt ze het bericht dat ze voor Bert aan het schrijven was, terwijl ze in de kast zoekt naar de zak pinda’s die ze nog ergens moet hebben. Als ze terugkomt met het schaaltje heeft hij de glazen al volgeschonken.

Cincin, proost.’ Hij kijkt haar niet recht in de ogen als ze toosten.

 

Tijdens de wandeling tussen de nog groene trossen heeft Bert verteld over de grond, de druivenrassen en het plezier van mooie wijn maken.

‘Het is voornamelijk heel hard werken, snoeien, mesten, schoffelen, bijhouden, dan de vendemmia, de druivenpluk. En vooral hopen dat er genoeg suiker in zit om er iets van te maken dat te drinken is.’

Het oudere stel had hem meewarig aangekeken. ‘Niet dat jullie medelijden hoeven te hebben.’ Hij is ze zo snel mogelijk voorgegaan naar binnen, ‘waar de vaten staan en de magie echt gebeurt.’ Tot slot hebben ze allemaal zes flessen gebotteld en de etiketten erop geplakt die ze eerder ontworpen hadden. Als Bert met zijn gasten de kelder weer uitkomt, is de ergste middaghitte voorbij.

‘Ercole verwacht jullie op het terras voor een aperitivo met aansluitend jullie truffel diner.’

‘Kom jij niet mee?’ Het is een van de blondines. Ze veegt een lok haar opzij en knipoogt. Bert weet niet waar hij moet kijken.

‘Ik moet hier nog een paar dingen regelen, maar ik schuif aan bij het eten.’ Tien minuten later rijden zijn gasten het erf af, de ondergaande zon en een Aperol spritz tegemoet. Hij laat zich zakken op het bankje onder het keukenraam. De sigaret zou nog beter smaken met een Campari soda. Twee bijen zoemen rond de rozen die tegen het huis opgroeien en een vlinder landt op zijn knie. Hij strekt zijn benen en leunt achterover. Als er zoiets bestaat als een paradijs op aarde…, dan zou zijn mobiel nu niet trillen. Niet kijken kost meer moeite dan toegeven aan de gewoonte.

 

Ze is wakker en probeert haar arm op te tillen maar hij is te zwaar, net als haar benen. Haar handen liggen links en rechts van het bord dat ze maar voor de helft heeft leeggegeten. Haar glas is leeg. Hij bestudeert haar van de andere kant van de tafel. Onbewogen volgt hij haar worsteling om iets van macht over haar lichaam terug te krijgen. Alleen haar wijsvinger gaat een klein stukje omhoog. Als ze het opgeeft, valt de vinger op de voet van het glas.

‘Je glas is leeg, mama. Je glas was allang leeg.’

Het is tijd. Hij loopt om de tafel, gaat achter haar staan. Zijn vingertoppen strelen de wang die hij niet mocht zoenen. Hij drukt zijn krullen tegen haar gezicht. De krullen die zij niet wilde aaien. Zijn lippen raken haar oor, bijna.

’Ik heb mijn bordje wel netjes leeggegeten, mama.’ Hij recht zijn rug, draait rondjes met zijn hoofd om de spanning in zijn nek te verlichten. Vreemd dat niemand het gekraak kan horen. Geruststellend knijpt hij even in de schouders waarop zijn handen rusten. Het komt goed.

Hij is sterker, sterker dan zij.

 

Een hand streelt Anna’s wang, teder, zacht. Zweetdruppels lopen langs haar wenkbrauwen haar ogen in en tegelijkertijd heeft ze kippenvel. Haar lichaam reageert niet op de opdrachten die ze geeft. Harde krullen raken haar wang, ze ruiken naar haar oma’s haarlak. Er is iets helemaal niet goed. Waar is Diego?

De gedachte drukt op haar borstkas, stokt haar adem.

Had ze maar niet…, had ze maar wel… Waarom weet ze niet, wat ze niet, of wat wel? Zijn fluistering naast haar oor is oorverdovend.

Dit is Diego niet, die eet zijn bord nooit leeg. Misschien als ze dreigt dat hij geen toetje krijgt, maar zeker niet altijd. Nee, de stem is niet van Diego. Diego is bij haar ouders. Hij is veilig! De zucht van opluchting voelt, als een ballon die leegloopt. Haar ogen vallen dicht. Ze vlucht naar een klein donker hoekje ergens achterin haar hoofd. Het is veilig, toch kan ze er niet blijven. Ze dwingt zichzelf haar ogen weer open te doen. Het is het laatste stukje controle dat ze heeft: kijken, zien. Het andere bord op tafel is leeg, het glas wijn onaangeraakt. Twee gewichten drukken op haar schouders. Zijn handen? Gaat hij haar verkrachten? Dat is dan haar eigen schuld.

 

Bert heeft drie gemiste oproepen en er is voicemail. Er zijn ook een paar berichten van Anna. Vreemd, hij heeft niets gehoord. Zelfs op de beste dagen is het bereik in de kelder minimaal, maar… Boven in het scherm staat een bel met een streepje erdoor. Zijn geluid staat uit. Vast gebeurd toen hij zijn mobiel liet vallen. Hij scant de berichtjes.

wel een beetje vreemde man.

Kun je me alsjeblieft bellen. Ik

Waarom heeft ze haar zin niet afgemaakt? Het behaaglijk warme zuchtje wind voelt plotseling kil. De gemiste gesprekken zijn ook al van Anna. Hij belt zijn voicemail en weet natuurlijk niet meer wat de PIN code is. Met zijn ogen dicht dwingt hij zichzelf diep en rustig te ademen. De automatische stem vraagt nog een keer om de PIN en zonder na te denken laat hij zijn duimen het werk doen.

-U heeft één nieuw bericht en twee bewaarde berichten. Druk 1 om-

Hij wacht de rest van de keuzes niet af. Anna struikelt onsamenhangend over haar woorden en het stopt middenin de zin. Bert drukt zijn peuk uit op de vensterbank en steekt meteen een nieuwe op.

‘Is er iets, met die man?’ Bert weet niets. Hij kent hem helemaal niet. Wat vroeg hij ook al weer?  ‘Is het een rustig huis? Heeft ze kinderen, andere familie, huisdieren?’ Het klinkt allemaal veel onheilspellender nu en Bert heeft overal op geantwoord. Hij telt mee terwijl de telefoon van Anna overgaat. Zes, zeven, acht, dan start het voicemail-bericht. Hij hangt op en belt meteen nog een keer, met hetzelfde resultaat.

Jezus, hij zit hier ongeveer te hyperventileren. Er is vast niets aan de hand. Hij laat zijn mobiel zakken en steekt nog een sigaret op. Even rationeel nu, spreekt hij zichzelf streng toe. Ze heeft waarschijnlijk geen bereik, of ze heeft haar telefoon ergens laten liggen. Misschien ligt ze wel met die man in bed. Weet jij veel?

Of misschien wordt ze nu door hem verkracht en dat is dan jouw schuld.

Hij belt nog een keer. Als ze nu niet opneemt dan… Ja, wat dan? Dan rij je naar haar toe. Gewoon om zeker te weten dat alles goed is. Hij krijgt weer haar voicemail.

Halverwege het pad naar de parkeerplaats weet hij weer dat zijn sleutels nog in de keuken liggen. Buiten adem rukt hij uiteindelijk het portier open en schuift achter het stuur. Alles is hier ook bergopwaarts.

 

Gerinkel verscheurt de stilte. De handen op Anna’s schouders verstijven. Een scherm op tafel licht op. Traag dringt het tot haar door dat het een telefoon is, haar telefonino. Het geluid stopt en begint direct weer. Misschien is het Bert, of haar moeder. Misschien is er nog hoop. Hij blijft onbeweeglijk achter haar staan, tot het weer stil is. Er is geen hoop. Een kind spreekt met de stem van een man.

‘Ik heb mijn bordje netjes leeggegeten en jij hebt je wijn gedronken. Vandaag stuur je me niet weg, mama. Ik ga niet bij de buurvrouw slapen. Ik laat me niet meer wegsturen. Dit was de laatste keer. Vandaag stuur ik jou weg, maar dit keer zal ik wel bij je zijn als je inslaapt.’

Zacht, bijna teder draait hij haar handen om. Anna kijkt naar de handpalmen. Ze zijn droog, oud. Zijn lichaam drukt warm tegen haar rug. Hij is te dichtbij. Een arm reikt over haar schouder. Hij klemt iets duns tussen zijn duim en zijn wijsvinger. Het glinstert kort in het licht van de lamp. Zo hard knijpt hij, dat zijn vingers bijna wit zijn. Hij aait ermee van haar pols tot halverwege haar onderarm. Het voelt tegelijkertijd zacht en scherp. Ze staart verbaasd naar het resultaat. Met ritmische golven gutst rode vloeistof over het halfvolle bord dat er nog stond.

‘Slaap lekker, mama.’ Het ritueel herhaalt zich, nu aan de andere kant.

‘Welterusten,’ hij zoent haar wangen. Een siddering glijdt door haar ruggenmerg. Ze gaapt, zo slaperig.. Toch is ze plotseling helemaal helder. Het is haar bloed. Het stroomt over de rand van het bord op tafel. Ze moet het stoppen. Alleen haar vingers bewegen, een heel klein beetje. Hoe hard ze ook probeert. Hij legt iets plats keurig netjes naast haar bord, een scheermesje.

‘Nog maar even, mama, hooguit vijf minuutjes.’ Ze kijkt weg van het rood, weg van het einde. Hij staat bij de deur, een tas over zijn schouder. Waarom? Hij zou toch tot morgenochtend blijven?

 

De motor rochelt twee keer alsof hij zijn eerste sigaret van de dag heeft opgestoken en valt dan stil. Bert zet hem in zijn vrij, geeft een beetje gas en maakt weer contact. Er gebeurt helemaal niets. De tank is vol. De olie is vorige maand nog gecontroleerd. Er branden geen alarmlampjes op het dashboard. Waarom start hij niet? Hij probeert het nog een keer en nog een keer. De motor is dood. Bert grabbelt naar het verborgen handeltje van de motorkap en hoort de klik. Doelloos staart hij naar het stuk techniek. Hij weet nog net waar de vloeistof voor de ruitenwissers in moet en wat de accu is. Zou het de accu zijn? Nee, dan zouden de lichtjes niet branden. Hij rommelt aan de draden, voelt aan de slangen. Alles lijkt vast te zitten. Zijn vingers zijn zwart en kleverig en de motor start nog steeds niet. Hij moet naar Anna toe, nu! Hij belt de garage en hangt meteen weer op. Waar is hij mee bezig? Het duurt uren voor die komen. Wie kan hem naar Anna brengen? Paulo, Ercole, zijn buurvrouw Laura? Allemaal te ver weg of te druk. Moet hij de carabinieri bellen? Gaan die iets doen, omdat hij een slecht gevoel heeft? Hij staart naar de andere kant van het dal, zo dichtbij en toch zo ver weg. Hij kan ook lopen, dat is wel het snelste. Het is maar anderhalve kilometer of zo.

 

Zijn klant was duidelijk, niet mis te verstaan.

‘Half acht bij hetzelfde huis. Niet aanbellen, gewoon wachten. Ik kom naar jou toe.’

Maar hij staat al buiten te wachten als Mario langzaam komt aanrijden, bijna stapvoets om zijn schokdempers te sparen. Kalm stapt zijn passagier achterin. Alle opwinding van die morgen lijkt verdwenen. Misschien heeft hij toch de hele middag geneukt. Maar waarom kijkt hij dan zo kil. Gevalletje post coïtale depressie? Honderd meter verderop komt een jogger omhoog rennen. Zijn armen molenwieken boven zijn rode hoofd. Hij lijkt hard op weg naar een hartaanval. Van de achterbank klinkt een schamper lachje. Eenmaal op de autostrada schuift een zijraam open. In de achteruitkijkspiegel ziet Mario zijn klant iets naar buiten gooien. Zijn ogen fonkelen achter de glazen van de bril en een lugubere grijns speelt over zijn lippen. Mario neemt snel een slok water. Hij heeft anders nooit last van maagzuur. Met het gaspedaal nog iets verder ingetrapt, schuift hij naar de linker rijstrook, zo snel mogelijk naar het vliegveld.

 

Berts kuiten branden, bij iedere stap verkrampen spieren waarvan hij niet eens wist dat hij ze heeft. Hij kan niet snel genoeg ademen om voldoende lucht binnen te halen. Er steekt een priem in zijn buik, links onder zijn ribben. Hij hóórt zijn hart niet dreunen, hij voelt het, in zijn oren, zijn hoofd, zijn borstkas. En de weg omhoog wordt alleen maar steiler. Steeds langzamer gaan zijn stappen. Zijn benen zijn zo zwaar. Het is maar een klein steentje waarover hij uitglijdt. De marteling in zijn knieschijf is ondragelijk. Hij blijft liggen. Langzaam zakt het ergste weg. Hij veegt de tranen uit zijn ogen. Zijn adem giert nog steeds. Hij moet echt stoppen met roken. Hij krabbelt overeind. Zijn knie houdt het. Hij sleept zichzelf omhoog. Hij moet naar Anna.

Het geluid van de auto registreert hij pas op het laatste moment. Zwaaiend met zijn armen zet hij drie snellere passen. Zijn hele lichaam protesteert. Hij heeft te weinig lucht om te roepen. De auto op de weg boven hem stopt niet. Een man met krullen en een dikke bril op de achterbank, grijnst naar hem.

 

De secondewijzer van de klok gaat soms traag, dan weer sneller. Soms lijkt hij stil te staan. Anna’s hart gaat alleen maar sneller, net als haar ademhaling. Het bloed dat eerst nog uit de wonden golfde, is nu een zacht stroompje. Haar handen plakken ervan. Is ze aan het sterven? Zal ze Diego nooit meer zien, hem nooit kunnen zeggen hoe stom ze is geweest, hoeveel ze van hem houdt? Haar oogleden willen naar beneden en haar nek lijkt niet meer sterk genoeg om haar hoofd te dragen. Het is zo zwaar. Op tafel ligt haar mobiel, te ver en zelfs als ze erbij kon, komt er geen hulp, niet op tijd. Ze zou willen dat ze de kracht had om boos te zijn, de macht had om die man te vervloeken. Een man, of was het een kind, een Diego. Nee, dat niet, haar Diego zal nooit zo kunnen worden, toch? Lieve Diego. Haar ogen worden vochtig, niet genoeg om een traan te worden. Haar hart slaat een slag over, en nog een, en nog een, dan gaat het helemaal los. De scheurende pijn achter haar borstbeen klauwt zich razendsnel naar haar schouders en armen. De deurbel rinkelt.

 

De voordeur zit dicht, in het slot. Hijgend als een molenpaard rammelt Bert aan de deurklink en rukt aan de ouderwetse koperen bel. Hij beukt op de deur, met twee handen. Geen beweging, geen geluid, alleen doodse stilte en zijn eigen zagende ademhaling. De keukendeur, die is nooit op slot. Het pad om het huis is veel langer dan hij zich herinnert. Door het raam ziet hij Anna aan de keukentafel zitten. Het lijkt of ze mediteert, haar kin rust op haar borst en haar handen liggen met de handpalmen omhoog op tafel. Bert klopt hard op het raam voor hij de deur opengooit. Hij perst er zelfs nog een obligaat ‘Permesso, mag ik binnenkomen?’ uit. De vraag sterft op zijn lippen. Twee stappen naar de stoel, glijdt hij uit over de plas bloed. Hij moet zich vastgrijpen aan de rugleuning om zijn evenwicht te bewaren en Anna valt naar voren, haar armen gestrekt voor zich uit, landt haar hoofd op tafel. Berts maag draait om als de weeë geur van ijzer zijn neus binnendringt, bloed. Langzaam zakt ze opzij. Hij pakt haar arm en draait haar hoofd. Ze is nog warm. Als in slow motion zakt ze van de stoel. Hij grijpt haar onder de oksels en legt haar zacht op de vloer, zijn knieën in de slijmerige, lauwe plas. Hij kokhalst. Het geluid van de druppels die van de tafel op de grond vallen is nog misselijkmakender. Haar hoofd ligt op zijn been. Hij moet hulp bellen, de ambulance, de politie, wie dan ook. Hij wurmt zijn telefoon uit de broekzak. Kan hij haar hoofd loslaten?

Ze opent haar ogen, kijkt hem smekend aan, haar lippen bewegen. Ze fluistert. Bert legt zijn oor bijna tegen haar mond. De woorden komen, een voor een, met seconden ertussen, bijna onhoorbaar.

‘Niet – mijn – kind – Agerio – niet – Diego – hou – van – niet – Age –

Een rochelende zucht is het laatste.

 

De brancard verdwijnt in de ambulance, leeg. Als ze weg mag, zal Anna met een ander soort auto gaan. De arts van het spoedteam komt naar Bert toelopen. Hij heeft de defibrillator bij zich, het apparaat waarop twintig minuten lang alleen een platte lijn te zien was en dat bleef alarmeren als er niet iedere twintig seconden op een knop werd gedrukt. Hij zet hem voorzichtig op de grond. Verderop klinkt een sirene. Het wordt hier alleen nog maar drukker. De arts schraapt zijn keel en legt een hand op Berts arm.

‘U had niets meer kunnen doen. Ze was waarschijnlijk al overleden toen u aankwam. Ik schat dat ze drieënhalf tot vier liter bloed had verloren. Alleen een directe transfusie had haar leven kunnen redden.’

‘Ze heeft nog iets gezegd, toen ze op de grond lag.’ De arts knikt en begint een verhaal over shock en dat het brein altijd het laatst nog zo veel mogelijk bloed krijgt. Bert luistert maar half.

‘Ik moet echt stoppen met roken.’

‘Dat is altijd een goed idee.’

‘Misschien was ik dan wel op tijd geweest.’

 

Hij kijkt niet om als zijn chauffeur hem heeft afgezet bij de kiss and fly. Kalm loopt hij naar binnen en neemt de roltrap omhoog. De toiletten hebben geen camera’s, dat heeft hij bij aankomst al gecontroleerd. Binnen sluit hij zich op in een van de hokjes, zijn tas geopend op de wc-bril. Tien minuten later komt een kalende man van het toilet. Hij wast uitgebreid zijn handen en bestudeert zichzelf in de grote spiegel die de hele wand bestrijkt. De bovenste knoopjes van het houthakkersshirt boven zijn designer spijkerbroek zijn open. Een dikke gouden ketting hangt om zijn hals. Met kalme passen loopt hij naar de bagagekluisjes. Hij veegt de sleutel schoon met een cleanex voor hij nummer zevenendertig openmaakt. In het restaurant drinkt hij een kop koffie, terwijl hij zijn tas in de reiskoffer stopt die hij net heeft opgehaald. Hij gespt een leren heuptasje om en gaat door de douane. Bij de gate slaat hij de rij wachtenden over: priority boarding. Zijn stoel in de businessclass is comfortabel. Hij glimlacht naar de stewardess maar slaat hij het aangeboden drankje af. Pas dan zet hij de smartphone aan die hij uit de heuptas haalt, controleert zijn berichten en daarna zijn agenda. Over zes weken heeft hij een beurs in Napels. Misschien is ze daar wél.