1, La fossa biologica, de beerput

La fossa biologica, de beerput

Daar wordt je dus strontziek van

Fognatura, riolering 1 

In de (beer)put

‘Siamo in un Borgo, caro, we zijn hier in een borgo, schat.’ 

Annarita kijkt me een beetje meewarig aan. Ze is bijna tachtig en een van de weinigen die hier al haar hele leven woont. Eigenlijk is ze de enige. Kaarsrecht is ze, met lange prachtig witte haren die altijd strak in een knot zitten. Haar orto, haar moestuin, is haar lust en haar leven. De opbrengst van haar tuintje is groter dan ze zelf ooit op kan. Ze is dus ook een ster in het inmaken van groenten: heerlijke zucchine sott’olio, courgette in olie met knoflook en kruiden, cetrioli in agrodolce en cipolle rosse al’aceto Balsamico, zure bommen en Amsterdamse uien, maar dan heel anders. Van de tomaten maakt ze een heleboel passata, gezeefde saus. Daarna  houdt ze nog altijd groenten over en dus komt ze langs met haar mand en overlaadt ons met heerlijkheden. Vandaag heeft ze verse sla, peterselie en vleestomaten, want daar kun je geen passata van maken. Die passata komt ze trouwens ’s winters weer langsbrengen. Ik heb de eerste keer de grove fout gemaakt, te vragen wat ze ervoor wilde hebben. Ze keek me beledigd, vol onbegrip aan, voor ze reageerde: “Niente, pensa te, niets natuurlijk, stel je voor.” Gelukkig kon ze me vergeven, waarschijnlijk omdat ik nu eenmaal een Ollandese ben. Het onderwerp is nooit meer ter sprake gekomen. Ze wil wel altijd een kopje koffie, ook al vindt ze ons espresso machine wel erg modern. Zelf zet ze altijd koffie in een percolator.

“Maar die van jullie is ook heel lekker hoor.”

Het heeft een tijd geduurd maar onderhand vraagt ze ons ook om hulp, in plaats van te wachten tot haar zoon uit Bologna eindelijk langskomt. Plankjes die loszitten, ramen die niet goed sluiten, dat soort dingen en we houden de koeriers goed in de gaten. Annarita gaat liever zelf levensbedreigend zeulen met een doos, dan een van ons te roepen. Het is geen ‘voort wat, hoort wat’, het is gewoon delen en elkaar helpen in een borgo. Het allergelukkigst maak ik Annarita met een bord Babi pangang. Italiaans eten is heerlijk en in sommige opzichten onovertroffen, maar als je hier een tijd woont wil je soms iets anders. Indisch koken is een beetje een familietraditie, vandaar de Babi Pangang. Italianen blijken er verzot op. De gigantische pan die ik voor het buurtfeest had gemaakt was binnen de kortste keren leeg. Ik weet niet hoe vaak Annarita heeft opgeschept, maar ze was zeker grootafnemer. Dus breng ik haar altijd een bordje als ik Indisch gekookt heb. Ook de Ajam Paniki en de Semoer Djawa gaan er gretig in.

Annarita roert nog een keer in haar lege kopje koffie, terwijl we kijken naar de buurman die in een heftige discussie is verwikkeld. Hij heet Giorgio en werkt als inkoper bij een grote winkelketen. In de zomermaanden woont de vrouw van Giorgio hier permanent, samen met hun zoon en dochter. Zij werkt op een scuola materna, een kleuterschool en heeft dus lang vakantie. Hun huis is dus een seconda casa, een vakantiehuis. Giorgio is in gesprek met een aannemer, het staat op zijn busje. Hij doet: verbouwingen, installaties, daken, kelders én fognatura, afvoer oftewel riolering. Het gesprek wordt op luide toon gevoerd, waardoor wij het tien meter verderop goed kunnen volgen.

Het probleem wordt al snel duidelijk, de fossa biologica, de septic tank van Giorgio lekt. Misschien moet ik hier even de werking van de fossa biologica (dat klinkt toch een stuk mooier) uitleggen. Al het afvalwater uit het huis komt samen in de fossa, de vaste delen (dit laat ik aan jullie fantasie over) zakken naar beneden en het “vloeibare” deel stroomt bovenuit weg. De “vaste delen” worden een keer per jaar door een speciaal bedrijf weggezogen, als het goed is. Meestal mondt de fossa uit in een buis met gaatjes die een meter of zo onder de grond ligt en zo wordt de vloeistof ondergronds verspreid. Wat er gebeurt als de “vloeistof” aan de onderkant uit de fossa lekt hoef ik hoop ik niet uit te leggen. Laat ik het erbij houden dat het ‘niet goed is’. In onze borgo hebben de meeste huizen tuinen, maar die liggen vaak boven het woonhuis. Dat maakt het afwateren in je eigen tuin onmogelijk. In de loop der eeuwen zijn hier verschillende mouwen aan gepast, die nooit ergens zijn ingetekend of vastgelegd. De meeste huiseigenaars hebben dan ook geen idee waar hun “water” naartoe gaat.

Giorgio gooit zijn armen in de lucht. Zijn “Ma per favore, maar alsjeblieft, galmt als een smeekbede tussen de huizen door. De aannemer geeft geen krimp. Deze fossa is niet te repareren. De brenger van het slechte nieuws doet een stap naar achteren en kijkt om zich heen. Annarita zwaait naar de aannemer en hij zwaait vrolijk terug. Ze kent hem, ze kent namelijk iedereen in de wijde omgeving. Hij loopt naar zijn busje, geeft Giorgio een hand en houdt die vast, terwijl hij de woorden aaneenrijgt die de eigenaar van een oud huis in een borgo nooit wil horen: Hera, geologo, geometra, pratica, commune. De Hera is het bedrijf dat onder andere verantwoordelijk is voor het afvalwater. Het was ooit een staatsbedrijf maar is nu geprivatiseerd. De Hera tot activiteit bewegen, zelfs als ze dat wettelijk verplicht zijn is, totalmente impossibile, volledig onmogelijk. De geologo, de geoloog moet onderzoeken, waar het afvalwater eventueel weg zou kunnen lopen. De geometra, de landmeetkundige, moet vervolgens tekeningen van de hele nieuwe installatie maken en die als pratica, aanvraag, bij de gemeente, de commune, indienen ter goedkeuring. Dit proces duurt tussen de zes maanden en … jaar en die puntjes staan hier niet voor niets. Ik zeg tegen Annarita hoe erg ik dit voor Giorgio vind. Zo kan hij zijn zomer wel vergeten, zonder fognatura kan hij zijn badkamer niet eens gebruiken.

‘Siamo in un Borgo, caro. Hij moet gewoon met Simone bellen.’ Ze maakt zich duidelijk minder zorgen dan ik.

 

(Wordt vervolgd)