Is schrijven leuk?

Schrijven is natuurlijk tamelijk dwangmatig, een vorm van gecontroleerde OCD.

Je wilt dat verhaal vertellen, dat boek schrijven, dus ga je iedere keer wéér achter die computer, laptop of ipad zitten. Of misschien is het een vulpen en een binder van prachtig geschept papier. Dat doe je alleen als je het leuk vindt om aan je boek te werken.

Leuk? Ja, schrijven moet leuk zijn. Daarom schrijven auteurs boeken die ze zelf zouden willen lezen. Dat maakt het schrijven leuker. Bovendien is het een goed idee want je zult je eigen werk nog vaak moet herlezen voordat het “goed genoeg” is. Goed genoeg-niet perfect. Daarover later misschien meer.

Barbara* heeft al zeven hoofdstukken van haar debuutroman geschreven. Ze heeft zelfs contact met een agent en een uitgever, die geïnteresseerd zijn. Alleen is ze nu hopeloos vastgelopen, terwijl het eerst zo lekker liep. Ze probeert iedere dag te schrijven. Leuk is het niet.

‘Welk boek dat je gelezen hebt, had jij graag willen schrijven?’

Ze twijfelt geen seconde. ‘Ken je Oersoep van Bregje Hofstede?’ Ik lees veel maar ook heel selectief en dit zat duidelijk niet in de selectie. Gelukkig maakt dat voor de coaching niet veel uit. Ze kan goed samenvatten, maar belangrijker nog: ze weet wat ze er zo goed aan vindt.

‘Het is eerlijk, rauw en ranzig, speels en experimenteel en ook nog heel persoonlijk.’ Barbara’s eigen roman gaat over een taboe, een relatie die ze zelf heeft gehad, een onderwerp waar ze nooit over heeft kunnen praten. Ze gebruikt haar eigen geschiedenis en ervaringen om een roman te schrijven.

‘Ben je dan zelf de hoofdpersoon?’

Nee, dat is ze niet. Ze wil haar ervaringen vangen in een verhaal, niet zelf de hoofdrol spelen. ‘Dan zou het geen roman zijn.’ Daar heeft ze natuurlijk gelijk in. Wie haar hoofdpersoon dan wel is? Wat volgt is een exacte beschrijving van… haarzelf. Onbewust heeft ze de eerste zes hoofdstukken over zichzelf zitten schrijven: van haarkleur, tot schoenmaat, tot rare tikjes. Natuurlijk is het logisch dat je bij je schrijven ook elementen van jezelf gebruikt. De hoofdpersoon uit mijn eerste roman, Virus** heeft absoluut raakpunten met mij en mijn leven. Hij is een verpleegkundige met een drankprobleem en een paar heel goede vrienden. Hij is niet Maarten. Hij reageert anders, doet dingen die ik precies niet doe en praat en beweegt heel anders. Juist daardoor kon ik een paar van mijn eigen ervaringen gebruiken, zonder dat het autobiografisch werd.

Een hoofdpersoon die je aanspreekt, waar je ‘iets’ mee hebt is essentieel. Een roman schrijven waarin je zelf de hoofdrol speelt. Is bijna onmogelijk.

Vier dagen later vertrekt ze met een nieuwe hoofdpersoon. Die ziet er niet alleen anders uit: ze vindt andere dingen leuk, leest andere boeken, kijkt andere films, houdt van de regen, beweegt en lacht anders. Barbara is halverwege hoofdstuk acht. Het vloeit weer uit haar pen.

‘Alleen jammer dat ik dankzij jou de eerste zeven hoofdstukken moet herschrijven,’ zegt ze lachend als ze bij het station uitstapt.

 

* Waar haal ik die namen toch vandaan? Doet er niet toe, ze heet geen Barbara.

**uitgeverij Keytree, 2020 om de een of andere reden onder het pseudoniem Martin Deer