‘De ramen zijn niet heel groot, hé.’ Franco kijkt omhoog en ik kijk met hem. Nee de ramen zijn niet zo groot, ik heb ze opgemeten. ‘Die daar zijn het grootst.’ Ik wijs naar de derde verdieping.
‘Laten we maar eens binnen gaan kijken.’ Samen lopen we het pand door, ik met angstige verwachtingen, Franco met zijn rolmaat. Hoofdschuddend loopt hij de eerste wenteltrap op. In de woonkamer blijft hij staan, een tevreden uitdrukking verschijnt op zijn gezicht.
‘Che bellissima casa, wat een prachtig huis. Mooi gedaan, het metselwerk en de restauratie.’ Franco heet voluit Francesco, maar drie lettergrepen voor een voornaam is hier te veel van het goede. Rosanna heet Ross, Fabrizio gewoon Fabri en Aurelio komt niet verder dan Reli. Het bedrijf van Franco en zijn broers is gespecialiseerd in: verbouwingen, verhuizingen, restauratie, wegenonderhoud en schilderwerk, binnen en buiten. Franco is binnengekomen als verhuizer maar nu spreekt de metselaar en hij bewondert het werk dat hier gedaan is. Ik ben het volledig met hem eens. Het is een van de redenen waarom we dit huis hebben gekocht, maar ik wil vooral heel graag weten of hij ons wil verhuizen.
De eerste twee verhuizers die ik heb gebeld haakten direct af, toen ze de foto’s van het huis zagen. Een casa torre, in een borgo, vier hoog, smal straatje, deze lieten ze graag aan zich voorbij gaan. De zus van Franco, die natuurlijk ook in het bedrijf zit, moet eerst overleggen. Of ik wat foto’s en het adres door kan sturen? Tegen beter weten in houd ik hoop. CONTACT SRL. is de laatste verhuizer in de omgeving, hierna word het Bologna of nog verder weg. De volgende dag belt Franco. Hij kan er over dertig minuten zijn, of dat uitkomt? Veel te hard rij ik naar Casigno, om vervolgens vast te stellen dat Franco’s halfuur, zestig minuten duurt. Maar hij is er wel.
‘Si veramente bellissima, ja echt prachtig.’ We zijn op de vierde verdieping aangekomen en hij bewondert het uitzicht. Ook dat ben ik met hem eens, maar de verhuizing, wil hij de verhuizing doen?
‘Naturalmente, non c’è problema, natuurlijk, geen enkel probleem.’ Ik probeer niet in juichen uit te barsten en schud hem in plaats daarvan de hand. We onderhandelen nog even over de datum en de prijs. ‘Kun je morgen op kantoor langskomen om het papierwerk te regelen?’ Kennelijk straalt de opluchting nog steeds van mijn gezicht. ‘Avevi dubbi? Jazeker had ik mijn twijfels, maar we hebben een verhuizer en het leven is mooi.
Drie weken later rijdt de vrachtwagen het smalle straatje voor ons nieuwe huis in. Alleen is het nog niet van ons, de rogito, de overdracht, is pas over een week. De overdracht van onze oude woning is morgen. Als echte Nederlanders hebben wij allemaal opties de revue laten passeren, hoe we de tussenliggende periode gingen overbruggen: huisraad opslaan, maar waar? Verhuizing uitstellen, maar de koper van ons huis dan? We kwamen er niet uit. Uiteindelijk hebben we de makelaar het probleem voorgelegd, misschien dat hij contacten of ideeën had.
Zonder verder iets te zeggen greep hij zijn mobiel en belde… de verkoper. Drie minuten later was het geregeld. ‘Als jullie de datum van de verhuizing doorgeven, kunnen jullie je spullen gewoon alvast binnen zetten, geen enkel probleem.’
Vandaag staan we samen met de verkopers op het bordes te kijken hoe een truck van twee meter vijfenvijftig breed een straatje van twee meter zeventig inkruipt. De plaatsing van de verhuislift blijkt toch iets ingewikkelder te zijn dan gedacht. Hij moet precies tussen de kabels van de elektriciteit door. Dat gaat nooit passen. Franco komt de trap op en de moed zakt me in de schoenen, dit is het einde, geen verhuizing.
‘Scusami, ma hai un rastrello?’ De verkoper haalt een hark uit de kelder en de draden worden zonder omhaal opzij geduwd, zodat de lift erlangs kan. Ik doe mijn best niet te denken aan het aantal veiligheidsvoorschriften dat net is overtreden. Franco maakt zich er duidelijk niet druk over.
Het is al de hele dag drukkend warm, dus de T-shirts van de verhuizers gaan uit en de eerste dozen klimmen omhoog. De verkoper en zijn vrouw willen een paar dingen laten zien, nu we hier toch samen zijn. Die schilderijen blijven hangen en de kleden laten ze ook achter, zoals bijna alle huisraad. Eigenlijk hoopte ik vooral op de verzameling met stof bedekte flessen, die ik bij de eerste bezichtiging heb gezien. Helaas heeft hij de Barolo’s en Chianti’s wél meegenomen. Hij laat zien dat er op alle verdiepingen hotelschakelaars zitten, een systeem dat wij nog steeds niet helemaal onder de knieën hebben. De gigantische knal bezorgt ons alle vier bijna een hartaanval. Het licht valt uit. Ik ren naar het raam, ervan overtuigd dat de lift de hoogspanningsdraad heeft doorgehaald. Opgelucht zie ik dat de lift nog steeds beweegt als hooguit vijfhonderd meter verder de bliksem weer inslaat. Als de eerste hagelstenen naar beneden komen vindt zelfs Franco het genoeg. Het is trouwens half een.
‘Pranziamo e finisciamo dopo.’ Hij begrijpt er niets van als ik voorstel, met zijn allen te lunchen. ‘Pago io, ik betaal.’ Dat kan hij helemaal niet volgen maar hij legt zich erbij neer. De verkoper en zijn vrouw slaan het aanbod af. Voor ze vertrekken krijgen wij wél alvast de huissleutels en de reservebos.
Een stevige lunch, primo, secondo en een karaf wijn later, gaan de mannen van Franco er weer tegenaan. De lucht is nu stralend blauw en alleen de lichte geur van ozon herinnert nog aan het geweld van daarstraks. Op het einde van de middag trekken we de deur achter ons dicht. Alles staat binnen. De truck kruipt achteruit als een ooit blauwe Fiat, met een nummerplaat van voor de Golfoorlog, het smalle straatje blokkeert.
‘Ancora non avete finito, zijn jullie nu nog niet klaar?!’ roept de bestuurder, voor hij met duidelijke tegenzin achteruit rijdt om ruimte te maken. Hardop zijn bezwaren uitend, loopt hij naar het huis naast het onze. Is dit de buurman? Hij keurt ons geen blik waardig en verdwijnt om de hoek, terwijl een vrolijk zwaaiende vrouw met een opvallende oranje sjaal het pad op loopt en ons hartelijk welkom heet in de borgo.
‘Ik zag dat jullie Falko al ontmoet hebben.’ We schudden handen en stellen ons voor. Ze heet Diana en woont een huis verder. ‘Falko is erg op zichzelf, lascia stare, laat maar zitten, komt wel goed.’ Of we misschien iets willen drinken?