Il Forno

Il Forno

Wij hebben een ‘forno’ gekocht. Eigenlijk moet ik zeggen dat wij een huis met een ‘forno’ hebben gekocht, wéér. Bij ons eerste huis in Italië zat ook een ‘forno’.

Een ‘forno’ is een natuurstenen gebouwtje van meestal twee meter bij twee meter. Het heeft een ‘verdiepinkje’ en een puntdak. Op de bovenste verdieping zit, of meestal zat maar daarover later, een oven. Zware planken ondersteunen twee lagen steen met een laag stro en leem ertussen. Daarop is een koepelvormige houtoven gemetseld, met een opening als een gotisch kerkraampje.

“Jullie hebben een pizza oven!” Nee, die hebben we dus niet.

Naast de oven zit een houten deurtje. In de kleine raampjes zit gaas of tralies. De onderste verdieping heeft een voer- en een waterbak. Voor jullie al te grootse ideeën krijgen, de verdiepingen zijn maximaal anderhalve meter hoog.

De ‘forno’ was ooit het centrum van de borgo, een buurtgemeenschap. In ver vervlogen tijden, zeg maar de jaren vijftig van de vorige eeuw, was hij gemeenschappelijk bezit, communale. Natuurlijk hadden alle huizen ook een haard in de keuken, maar samen broodbakken was veel voordeliger. Een keer opstoken en alle brood van de verschillende gezinnen kon erin. Overigens waren bijna al die gezinnen familie van elkaar, maar dat is weer een ander verhaal. De kippen, konijnen, duiven en het varken zaten in de hokken eronder en ernaast. Lekker warm en praktisch voor het stoofpotje of de ragú die na het brood de oven ingingen om langzaam te garen. Het probleem is dat bijna alle forno’s dus al meer dan vijftig jaar niet meer gebruikt worden. Ze zijn vervallen. De daken zijn lek of bestaan niet meer, de ovens zelf zijn half ingestort en in de dierenhokken ligt het afval opgestapeld.

Ook ons ‘forno’ staat in een borgo, een verzameling van tussen de vier en vijftien huizen. Alles daarboven is een dorp. Tegenwoordig zijn de meeste borgo’s tamelijk verlaten. In de onze is de helft van de huizen permanent bewoond. De rest zijn vakantiehuizen. In de meeste borgo’s is die verhouding een op vijf, dus het valt nog mee. Toch zien al die tijdelijke bewoners ‘il forno’ nog een beetje als gemeenschappelijk bezit. Dus móet iedereen die langs- loopt er even in kijken.

Ik hoor stemmen buiten. Vanuit het keukenraam zie ik Giancarlo, onze ‘soms-buurman’ uit de Veneto, met twee onbekenden bij het forno staan. Dit is zo’n moment waarop wij proberen niet buiten te zijn, of in ieder geval niet aanspreekbaar. Als we tenminste niet wéér willen horen: waarom wij hem moeten restaureren; hoe vroeger iedereen zich rond de ‘forno’ verzamelde én dat je er natuurlijk fantastische pizza’s in kunt bakken. Dat laatste natuurlijk alleen als je weet hoe je een oven op hout moet stoken. “Dat is natuurlijk wel een kunst. Mijn nonna en nonno, opa en oma, konden dat nog wel.”

Wij hebben dus een ‘forno’ gekocht en we gaan er iets heel anders mee doen. Dat zal zeker tot scheve blikken en gebabbel leiden. In ieder geval zal ons ‘forno’ als sociale ontmoetingsplek zo een van zijn eeuwenoude functies blijven vervullen.

Het blijft de plek waar de praatjes beginnen.