Funerale, de begrafenis 4

De plechtigheid

Franco, eigenaar van een osteria en grote fan van FC Bologna is overleden. Er is een grote discussie gevoerd over het bloemstuk dat de borgo voor de begrafenis wil geven.

 

De parkeerplaats bij het kerkhof is overvol. Annarita weigert mijn arm als ze uitstapt. Beatrice wurmt haar Panda tussen twee terreinwagens en we lopen met zijn drieën naar beneden. Franco ligt opgebaard in de camera ardente, de rouwkamer. Het staat zo volgepakt dat er zelfs mensen in groepjes tussen de grafstenen staan en de rij voor het condoleanceboek is zeker tien meter lang.

 

‘Volgens mij willen ze allemaal zeker weten of hij echt dood is.’ Ik kijk Annarita met een schuin oog aan. Haar gezicht blijft ondanks de rimpels keurig in de plooi maar haar ogen flonkeren ondeugend. ‘Franco had een reputatie weet je.’ Met haar rechterhand maakt ze het handgebaar van de hoorntjes, van het overspel.

‘Meestal zie je hier alleen familie en een paar goede vrienden.’

 

Er worden handen geschud, begroetingen uitgewisseld en er wordt gezoend. Het is duidelijk dat een heleboel aanwezigen elkaar al een tijd niet gezien hebben. De gesprekken zijn geanimeerd. De familie staat bij elkaar naast de ingang van de rouwkamer. Vier van hen dragen een Bologna shirt en Franco’s zoon heeft zelfs een FC Bologna baseballpet op. De man voor mij vraagt Franco’s zoon, wanneer de osteria weer opengaat en wat ze met de jaarkaart van Franco gaan doen. De bedrukte, plechtige sfeer van een Nederlandse begrafenis ontbreekt volledig. Her en der wordt gelachen en de gespreksonderwerpen lijken even gevarieerd als de aanwezigen.

 

‘Dat is de onze.’ Beatrice wijst enthousiast de rouwkamer in. Tegen de muur staat een groot, opzichtig bloemstuk in rood en blauw, met twee linten. Ik weet even niet wat ik moet zeggen. Uiteindelijk pers ik er een ‘bellissimo, prachtig’ uit. Beatrice kijkt me stralend aan. Annarita lacht besmuikt. Eenmaal in de rouwkamer is het wel lekker koel. Franco ligt, duidelijk dood, in zijn kist. Weer buiten dringt het tot me door, dat de enigen in stemmig zwarte pakken de medewerkers van de begrafenisondernemer zijn. Verder is iedereen in zijn gewone kleren: korte broeken, T-shirts, luchtige bloemenjurken en veel voetbalshirts, maar geen stemmige zwarte rouwkleding. Ik heb een overhemd aan en voel me een beetje overdressed.

 

Annarita trekt aan mijn mouw en wijst naar een plekje in de schaduw, als Don Angelo de poort doorloopt. Zweetdruppels parelen op het rood aangelopen gezicht van de priester. Hij heeft zijn habijt al aan.

‘Dit duurt hooguit vijf minuten, veel te warm.’ Beatrice knikt instemmend.

De priester schudt de familie de hand, loopt naar binnen en vrijwel meteen klinkt het eerste gebed. De zegening van het lichaam en de kist duurt inderdaad héél kort, dan komt Don Angelo nog net niet naar buiten rennen. De mannen in pakken, die het duidelijk ook warm hebben, haasten zich naar binnen. De bloemstukken verhuizen naar een busje, terwijl de kist wordt gesloten. Beatrice wil nú vertrekken.

‘Anders komen we nooit in de buurt van de kerk.’

 

De oprit van de kerk staat inderdaad nog voller dan de parkeerplaats bij de begraafplaats. Op het pleintje voor de kerk doet de sfeer een beetje denken aan een feestje, voor de band begint. Het busje komt met een noodvaart de voorplaats oprijden en de bloemstukken worden weer uitgeladen. De mannen in het zwart zijn net klaar als de lijkwagen de bocht om komt. Even is het stil als de kist, gedrapeerd in een grote FC Bolognavlag, naar buiten wordt getild. Als Don Angelo de kist voor de zoveelste keer zegent, is het geroezemoes alweer begonnen. De kist wordt de kerk ingereden. Beatrice en Annarita maken geen aanstalten om naar binnen te gaan.

‘Moeten we niet ..?’ Ik wijs naar de nog openstaande deuren. Beatrice kijkt me verbaasd aan.

‘Ik wist niet dat jij zo kerks was.’ Nu kan Annarita haar lachen echt niet meer onderdrukken. Ik kijk om me heen. Er staan meer mensen buiten tussen de bomen en zitten op de bankjes, dan er binnen bij de mis zijn.

‘Wat doen we nu dan?’ Beatrice werpt een blik over haar schouder.

‘We zoeken een plekje in de schaduw en bespreken het volgende seizoen.’

 

Veertig minuten later wordt het toch even stil als de kist weer naar buiten komt. Mensen raken hem in het voorbijgaan even aan, nadat ze een zoen op hun vingers hebben gegeven. Na een laatste zegening met wijwater rijdt de wagen met de kist langzaam weg.

‘Toch jammer dat hij de Champions League wedstrijden nooit zal zien,’ Zegt Don Angelo. De zoon en dochter van Franco knikken en rijden daarna achter de auto met de kist aan.

‘Ik vind ons bloemstuk toch het mooiste.’ Beatrice kijkt nog even bewonderend naar het kussen dat weer wordt ingeladen. Annarita en ik houden wijselijk onze mond.

 

Bij de kerk tijdens de begrafenis