Funerale, de begrafenis, 2
De aanloop
Franco, de uitbater van een osteria en een bezeten Bologna fan is overleden. Ik vertel het nieuws aan Annarita.
We zitten in de keuken van het huis waar Annarita meer dan tachtig jaar geleden geboren is. Haar spierwitte haar hangt in een vlecht over haar schouder. Natuurlijk weet zij allang dat Franco in het harnas is gestorven. Paola van hieronder had vanochtend al gebeld met het nieuws. Paola is een nichtje van de zus van Maria, die weer getrouwd is met Cristiano, de broer van Lara, Franco’s vrouw.
‘De begrafenis is trouwens pas overmorgen,’ vertelt Annarita.
Annarita heeft op school gezeten met Franco, toen het schooltje hier nog open was. ‘Niet dat hij er vaak was.’ Als Annarita eenmaal begint te vertellen, is ze nauwelijks te stuiten. Franco was een wildebras. Zijn vader is in 1944 gestorven toen hijzelf net twee was. ‘Zelf zei hij altijd dat zijn vader een partizaan was en een held,’ Annarita draait het glas tussen haar handen. ‘Maar de arme man is tijdens het ploegen op een landmijn gelopen.’ Haar blik glijdt naar de zwart-wit foto van de broer die ze nooit gekend heeft. Hij is in 1945 overleden en voor hem maakt ze ieder jaar de bedevaart naar Montesole om de herdenking bij te wonen van de slachtpartij die daar in de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. Ze praat er niet graag over.
‘Franco’s moeder hertrouwde met een man uit Castiglione.’ Castiglione ligt wel dértig kilometer verder, op de grens met Toscane. Uit de mond van Annarita klinkt het alsof ze met een buitenlander trouwde. ‘Die man was een tifoso van Fiorentina. Misschien koos Franco daarom wel voor Bologna, gewoon om zijn stiefvader dwars te zitten. Hij is altijd gek van voetbal geweest en hij was er ook goed in. Hij was bijna professional geworden maar er was iets met zijn knieën.’
De verhalen blijven komen, totdat ik haar voorzichtig onderbreek.
‘Beatrice wil geld inzamelen om iets te doen voor de begrafenis. Ze dacht zelf aan een bloemstuk geloof ik.’ Beatrice deelde haar liefde voor FC Bologna met Franco.
Annarita’s blik is onbetaalbaar. Ze probeert tegelijkertijd haar lach in te houden en geïnteresseerd te kijken.
Waar ik dat gehoord heb, wil ze weten. Ik vertel haar over de WhatsApp groep en het berichtje dat Beatrice geplaatst heeft.
‘Die groep daar kijk ik nooit meer naar. Ik weet altijd van tevoren al, wie er hoe gaat reageren.’ Ze kijkt alleen nog maar in de groep met haar familie en eentje met mensen die weetjes over moestuinen delen. Tot zover mijn vooroordeel over haar gebruik van de smartphone.
‘Vroeger maakten we zelf bloemstukken als er iemand was gestorven. We maakten een basis van stro en iedereen droeg een paar bloemen bij. De ochtend van de begrafenis gingen we bij alle huizen langs, om de bloemen op te halen. Die luxe kussens zijn pas van de jaren zeventig, toen iedereen wilde laten zien dat ze net zo rijk waren als de adel vroeger.’
‘Dus eigenlijk gaat Beatrice een beetje terug naar hoe het ooit was, samen een kussen geven.’
Annarita schuift haar lege glas van zich af en knikt.
‘Alleen kan ik je nu al vertellen dat dit een gebed zonder eind gaat worden, let maar op.’ Ze loopt de bijkeuken in en komt terug met een mand vol zucchini, die ze me in de handen duwt. Ik weet dat weigeren geen enkele zin heeft, bovendien komen ze uit haar eigen orto. Ze zijn ontzettend lekker.
‘Eduardo, Agusto, Greta, Falco, Ottavia en Italo.’ Ik heb geen idee waar ze het over heeft. ‘Dat zijn degenen die gegarandeerd met een ander voorstel komen of met een reden waarom een cuscino geen goed idee is.’ Met een knipoog verdwijnt ze weer snel achter het gordijn