Strombazzare, toeterend de bocht door.

Falco staat net buiten de borgo, in de bocht bij het kerkje. Hij draagt zijn renkleren. Hij wisselt zijn sportieve activiteiten af zonder aanwijsbaar ritme. Soms wandelt hij twee weken iedere dag, gevolgd door een maand niets. Daarna stapt hij, zonder aanwijsbare verklaring, anderhalve maand, elke ochtend op zijn racefiets. Dat wordt dan weer gevolgd door een pauze –  waarvan de duur alles tussen een week en twee maanden kan zijn – waarna hij plotseling de stoute renschoenen aantrekt. Voor al deze vormen van lichaamsbeweging heeft hij een andere outfit en ze zijn allemaal uniek. Ik vermoed op basis van zijn kledingkeuze, dat hij mogelijk kleurenblind is.

Een typisch Italiaanse fashionista is Falco zeker niet. Hij is ook geen standaard montanari, zoals de oorspronkelijke bewoners van de streek zich hier noemen.

Montanari. Boer’n – uitgesproken zoals Normaal het zong- is misschien de beste vertaling. Het is ook een beetje een geuzennaam.

Montanari zijn taai en eerlijk (vinden ze zelf) maar mensen uit Bologna noemen ze bot en koppig. Bovendien drinken ze té veel, rijden ze in een Panda 4 x 4 en menen ze in het centrum van de wereld te wonen. De jongeren in de omgeving willen er liever niet mee geassocieerd worden. Er is zelfs een anonieme groep op Instagram die gevuld is met ironische memes over Montanari. De verwijzingen laten er geen twijfel over bestaan dat de makers uit eigen ervaring weten waar ze het over hebben.

Falco, onze buurman, valt hier dus helemaal buiten. De lijst is bijna te lang om hier op te noemen: hij drinkt niet, hij heeft gestudeerd, hij houdt niet zo van mensen, hij gelooft niet in maaien en snoeien,  en … hij schrijft boeken. Dat laatste maakt dat hem veel vergeven wordt. Hij is immers een artista.

Normaal gesproken is hij een teruggetrokken, rustige buurman. We groeten elkaar in het voorbijgaan en als er echte problemen zijn – het nest vol calabroni, hoornaars vorig jaar – dan lossen we dat samen op. Hij houdt van rust en is niet dol op verandering. Het heeft denk ik bijna een jaar geduurd voor hij aanvaarde dat wij nu echt, definitief naast hem wonen. Hij vond het geloof ik wel prima dat het huis naast hem altijd leegstond.

 

Een auto rijdt omhoog naar de Poggio. Het is er zo een die de behoefte voelt om bij iedere bocht met zijn claxon te waarschuwen dat hij een gevaar op de weg is. Natuurlijk zijn er ook vaste bewoners die voor bochten toeteren. Dat zijn vooral de tachtig plussers. De meeste toeteraars zijn mensen die in het weekend van hun tweede huis komen genieten. Het zijn opvallend genoeg vaak dezelfde mensen, die vervolgens op de appgroep van de borgo klagen over het geluidsoverlast van de bosrandmaaiers, te vroeg in de ochtend.

Luce, onze hond, weet dat Falco niet dol op haar is. Ze blijft keurig wachten tot ik dichterbij ben en sluipt dan voorzichtig langs hem. Ze is een heel brave hond, immers. Als ik op bijna naast hem sta, hoor ik Falco iets mompelen. Met een schok dringt het tot hem door dat ik er ben. Hij draait de volumeknop open.

Ma basta strombazzare, non si fa. Guidano come imbecilli. Che scemi.”

Oké, ze rijden als imbecielen en ze moeten zich schamen (wat een heel lieve vertaling van scemo trouwens), maar wat betekent strombazzare? Voor ik het kan vragen draait hij zich om en rent weg, zijn hand schiet omhoog in een korte groet.

 

Luce is verdwenen. Ze zit niet te wachten bij de trap. De hond van de buren is ook stil.

È qui, ze is hier,” klinkt het van boven.

Annarita – de oudste en enige oorspronkelijke bewoonster van de borgo –  zwaait, terwijl ze met haar andere hand onze hond aait. “Caffè” Natuurlijk wil ik ook koffie.

Annarita zet twee kopjes dampende koffie op tafel en een groot stuk kersencrostata. Annarita is van mening dat ik veel te mager ben. Een snerpende claxon verscheurt de rust en even vangen we onder ons een glimp op van een oranje Jeep. Met een volgende stoot van zijn hoorn draait hij de bocht om en verdwijnt uit zicht.

‘Non so perché strombazzano ancora, non serva nulla.’  Annarita schudt vermoeid het hoofd, terwijl bij mij het kwartje valt. Strombazzare wil kennelijk zoveel zeggen als, de hele tijd toeteren en Annarita begrijpt niet waarom mensen het nog doen.

‘Toen mijn broertje met zijn eerste Toppolino – een Fiat 500 – thuiskwam, toeterde hij ook bij iedere bocht. Toen was de weg hier nog niet geasfalteerd en in de meeste bochten konden zelfs twee Fiatjes elkaar nauwelijks passeren. Maar nu?’ Haar hand komt omhoog, de vingers gestrekt samengevouwen in dat onmiskenbaar Italiaanse gebaar, dat zoiets betekent als, waar slaat dit op.

‘Volgens mij deed mijn broertje het trouwens vooral, om iedereen te laten horen wat voor prachtig wagentje hij had.’ Ze grinnikt bij de herinnering.